Toen begon het …
17
:
01

“Wil je alsjeblieft komen?”

Rond één uur 's nachts lig ik eindelijk in bed. De wachtdienst was zo stevig dat zelfs de notoir slechte matras m’n slaap niet kan beletten.

Tot het agressief vibreren van een telefoon dat wel doet.

“… hallo met Wietse,” prevel ik moeizaam.

“Ja dokter, dienst A520 hier, sorry om te storen maar… kamer…. heeft… komt van…en… Dafalgan… is echt...,” zegt een verpleegkundige, voorzichtig en beleefd. Ik capteer amper de helft.

“… eh, wat, zeg het nog eens?” probeer ik mezelf wakker te schudden.

“Ja, sorry om u ’s nachts te bellen, dokter, maar mevrouw C. op kamer 40, die is echt niet goed," herhaalt ze.

“Euhm… ok, mevrouw C… kamer 40… dat zegt me niet meteen iets, waarvoor is ze opgenomen misschien?” vraag ik.

“Ze is daarstraks van cardio gekomen met ernstig hartfalen en lag daarvoor ook al op KNO met een hervallen tumor maar ze zou ook een trombose hebben gehad en …”

“Ja, maar, hoe, en wat heb ik daar mee te maken? Ik weet van niks,” onderbreek ik haar brommend.

“De cardioloog is bezig en de KNO-arts is al geweest en zei dat ze niets meer konden doen en dat dat is besproken met de neuroloog," legt ze uit.

Ik herhaal al zuchtend en zeurend de vragen in een poging de antwoorden ook echt te onthouden.

“Wietse. Ze is echt niet goed. Wil je alstublieft komen,” zegt ze plots, op een veel minder formele toon. Van mens tot mens.

Nu ben ik wakker. Ik spring in m’n kleren en haast me naar de afdeling.

“Wil je alsjeblieft komen?”

Rond één uur 's nachts lig ik eindelijk in bed. De wachtdienst was zo stevig dat zelfs de notoir slechte matras m’n slaap niet kan beletten.

Tot het agressief vibreren van een telefoon dat wel doet.

“… hallo met Wietse,” prevel ik moeizaam.

“Ja dokter, dienst A520 hier, sorry om te storen maar… kamer…. heeft… komt van…en… Dafalgan… is echt...,” zegt een verpleegkundige, voorzichtig en beleefd. Ik capteer amper de helft.

“… eh, wat, zeg het nog eens?” probeer ik mezelf wakker te schudden.

“Ja, sorry om u ’s nachts te bellen, dokter, maar mevrouw C. op kamer 40, die is echt niet goed," herhaalt ze.

“Euhm… ok, mevrouw C… kamer 40… dat zegt me niet meteen iets, waarvoor is ze opgenomen misschien?” vraag ik.

“Ze is daarstraks van cardio gekomen met ernstig hartfalen en lag daarvoor ook al op KNO met een hervallen tumor maar ze zou ook een trombose hebben gehad en …”

“Ja, maar, hoe, en wat heb ik daar mee te maken? Ik weet van niks,” onderbreek ik haar brommend.

“De cardioloog is bezig en de KNO-arts is al geweest en zei dat ze niets meer konden doen en dat dat is besproken met de neuroloog," legt ze uit.

Ik herhaal al zuchtend en zeurend de vragen in een poging de antwoorden ook echt te onthouden.

“Wietse. Ze is echt niet goed. Wil je alstublieft komen,” zegt ze plots, op een veel minder formele toon. Van mens tot mens.

Nu ben ik wakker. Ik spring in m’n kleren en haast me naar de afdeling.

Toen begon het …
17
:
01